è Homeè Stappenplanè Lessuggestiesè Literatuurlijstè Cultuurverschillenè Katholiekè Protestant Christelijkè Joodsè Moslimè Hindoeè Links & adressenè Verantwoordingè Contact
|
CULTUURVERSCHILLENJoodsEen joodse begrafenis ('lewajah') wordt traditioneel volgens vastgestelde regels helemaal door de nabestaanden en de joodse gemeenschap verzorgd. Voor individuele wensen is er weinig ruimte aangezien het gebruikelijk is iedereen, arm en rijk, zo eenvoudig mogelijk te begraven. Dit wordt uit respect voor de armen gedaan.
Het stervenZolang iemand nog leeft mag er helemaal niets worden
geregeld op het gebied van de begrafenis zoals het bestellen van de kist of
de rouwkaarten. Een ademend mens maakt namelijk deel uit van het leven en
behoort daarom toe aan die wereld, bezig zijn met de begrafenis getuigd
dan van weinig respect. Een stervende mag in principe ook niet worden aangeraakt. Na het overlijden wordt het lichaam van de overledene afgedekt door de rabbijn, de arts of een familielid en wordt er een licht boven het hoofd aan gedaan. Dat licht blijft branden zolang het lichaam boven de grond staat. Het licht staat symbool voor de aanwezigheid van de geest van de overledene. De nabestaanden krijgen het gezicht van de overledene niet meer te zien. Nu roept het rabbinaat de 'Chevrah Kadiesjah' op;
letterlijk de 'heilige vereniging' van mensen die de overledene verder
verzorgen. Dit zijn vooraanstaande leden van de joodse gemeenschap die de 'taharah', de rituele reiniging, uitvoeren. Mannen
mogen alleen door mannen worden gewassen, en vrouwen alleen door
vrouwen. Als het lichaam in de eenvoudige kist is gelegd wordt er wat aarde van Israël over het lichaam uitgestrooid of in een zakje onder het hoofd gelegd als teken van verbondenheid met het eigen land. Cremeren is in verband met de lichamelijke wederopstanding voor joden min of meer verboden, maar sinds de tweede wereldoorlog kiest een klein percentage liberale joden hier toch voor. Zij doen dit als teken van verbondenheid met de mensen die in de holocaust verbrand zijn. Leden van de liberale gemeente kunnen hun speciale wensen, die vaak samenhangen met hun oorlogsverleden, na een gesprek met de rabbijn in een codicil laten vastleggen. Een joodse begrafenis moet zo snel mogelijk plaatsvinden, tenzij het een sabbat of feestdag is. In Nederland geldt wettelijk een minimale periode tussen overlijden en begrafenis van 36 uur, maar zo snel mogelijk daarna vind de begrafenis plaats. In de tijd tot de begrafenis wordt er door de nabestaanden bij de dode gewaakt. Bij liberale joden is dit echter geen verplichting meer. De nabestaanden worden zolang de overledene nog niet is begraven ook nog niet gecondoleerd; alle aandacht gaat uit naar de overledene zelf. De nabestaanden worden wel zoveel mogelijk geholpen en ontzien zodat zij met hun verdriet bezig kunnen zijn. Zo worden ze niet alleen gelaten, ze worden van eten voorzien en ze hoeven niet alle verplichte gebeden te bidden.
De uitvaartDe kist wordt bij de begrafenis gedragen door nabestaanden of door leden van de Chevrah Kadiesjah. De bedoeling in dat aan de rouwstoet zoveel mogelijk leden van de gemeenschap deelnemen. Bij orthodoxe joden mochten vroeger geen vrouwen aanwezig zijn, nu mag dat wel maar moeten zij zich apart opstellen. Ook bloemen horen in principe niet bij een joodse begrafenis, hoewel er tegenwoordig niet snel bezwaar tegen zal worden gemaakt. Bij orthodoxe joden is het wel zinnig na te vragen hoe men hier tegenover staat. Wie toch iets wil geven kan ook iets in een collectebus voor een goed doel doen. In de aula aangekomen leest de rabbijn een liturgische tekst voor of houdt hij of iemand uit de gemeenschap een herdenkingstoespraak ('hesped'). De kist wordt vervolgens door familieleden en vrienden naar het graf begeleid. Onderweg worden er gedeelten van psalmen gezegd en men stopt drie keer om te laten zien dat er geen haast is (drie is het getal van de Goddelijke volmaaktheid). Bij het graf laat men de kist zakken en schept men beurtelings drie keer zand op de kist. De spade mag hierbij niet aan elkaar worden doorgegeven. Het scheppen van zand wordt namelijk gezien als een 'mitswa', een religieuze goede daad, en deze dient geheel zelfstandig te worden uitgevoerd als laatste eerbetoon aan de dode. Daarbij zeggen de nabestaanden 'Kaddiesj', een lofzang op God. De familie verlaat nu tussen twee rijen vrienden het graf waarbij ze gecondoleerd worden. De vrienden spreken hierbij een traditioneel troostgebed uit en de familie maakt een scheur in hun kleren als teken van rouw. Bij het verlaten van de begraafplaats worden de handen gewassen als symbool voor de overgang naar de tweede fase van rouw voor de nabestaanden en als overgang naar het gewone leven voor de andere mensen. Thuis krijgen de nabestaanden een troostmaaltijd die meestal bestaat uit
brood en ei.
De rouw De familie rouwt de eerste zeven dagen na de begrafenis
zittend op de grond of op lage krukjes. Dit heet 'sjiwwe zitten.' Voor
baby's die te vroeg geboren zijn en binnen dertig dagen overlijden
gebeurt dit niet, tenzij ze na dertig dagen nog in de couveuse
liggen. De nabestaanden worden bij het 'sjiwwe zitten' vaak vergezeld door een groep van tien mannen uit de gemeenschap. Zij vormen gezamenlijk een 'minjah' en staan de familie in deze tijd bij. Het is de bedoeling dat schuldgevoelens ten opzichte van de overledene tijdens deze periode verwerkt worden. De derde rouwperiode duurt tot 30 dagen na de begrafenis. Het dagelijkse leven wordt in deze periode langzaam weer opgepakt, deelname aan feesten is echter nog uitgesloten. Ook in deze periode scheren mannen zich nog niet. Als men tijdens deze rouwperiode op bezoek gaat mag je als bezoeker bij binnenkomst niet groeten, je moet stil gaan zitten en wachten tot de rouwenden een gesprek beginnen. Bij het overlijden van een jongen onder de 13 jaar of een meisje onder de 12 jaar geld deze verplichte rouwperiode overigens niet. Gedurende het hele eerste rouwjaar laat men thuis een lichtje branden voor de overledene en gaan de directe nabestaanden nog niet naar feesten. In deze periode wordt er geld geschonken voor goede doelen en aan het eind van dit jaar, vlak voor de sterfdag of de jaartijddag, wordt er een steen, of 'matsewa' op het graf geplaatst als afsluiting van deze fase van het rouwproces. Joodse graven zijn eenvoudig en niet versierd. Meestal wordt alleen de naam en de geboorte- en sterfdatum vermeld, vaak met de afkorting TNTsBH: 'Moge zijn ziel verbonden zijn in de bundel des levens.' (moge de dode in de herinnering van de levenden voortleven.) Elk volgend jaar wordt er op de jaartijddag een lichtje aangestoken en bezoeken de nabestaanden als het even kan de begraafplaats. De doden worden jaarlijks tijdens één van de belangrijkste joodse feestdagen herdacht. Op de Grote Verzoendag of Jom-Kippoer worden de doden herdacht in het 'Jizkor'- of herdenkingsgebed. Dit gebed wordt uitgesproken voor overleden familieleden en voor slachtoffers van geweld.
Met speciale dank aan Sasja Martel. |