homestappenplanliteratuurlijstlinks & adressenverantwoordingreageer

è Home
è Stappenplan
è Lessuggesties
è Literatuurlijst
è Cultuurverschillen
    è Katholiek
    è Protestant Christelijk
    è Joods
    è Moslim
    è Hindoe
è Links & adressen
è Verantwoording
è Contact


CULTUURVERSCHILLEN

Joods

Een joodse begrafenis ('lewajah') wordt traditioneel volgens vastgestelde regels helemaal door de nabestaanden en de joodse gemeenschap verzorgd. Voor individuele wensen is er weinig ruimte aangezien het gebruikelijk is iedereen, arm en rijk, zo eenvoudig mogelijk te begraven. Dit wordt uit respect voor de armen gedaan. 

 

Het sterven

Zolang iemand nog leeft mag er helemaal niets worden geregeld op het gebied van de begrafenis zoals het bestellen van de kist of de rouwkaarten. Een ademend mens maakt namelijk deel uit van het leven en behoort daarom toe aan die wereld, bezig zijn met de begrafenis getuigd dan van weinig respect. Een stervende mag in principe ook niet worden aangeraakt. 

Het aanwezig zijn bij het sterven wordt gezien als een voorrecht. Een aanwezig familielid of iemand anders zorgt ervoor dat de stervende zijn zonden beleid in de vorm van een gebed ('widdoej'). Het laatste gebed, 'Sjema Israël', wordt zo laat mogelijk door de stervende uitgesproken. Indien mogelijk is de rabbijn hierbij aanwezig bij het overlijden om samen met de stervende dit gebed uit te spreken: 'Hoor Israël, de Enige is onze God, De Eeuwige is Eén.'

Na het overlijden wordt het lichaam van de overledene afgedekt door de rabbijn, de arts of een familielid en wordt er een licht boven het hoofd aan gedaan. Dat licht blijft branden zolang het lichaam boven de grond staat. Het licht staat symbool voor de aanwezigheid van de geest van de overledene. De nabestaanden krijgen het gezicht van de overledene niet meer te zien.

Nu roept het rabbinaat de 'Chevrah Kadiesjah' op; letterlijk de 'heilige vereniging' van mensen die de overledene verder verzorgen. Dit zijn vooraanstaande leden van de joodse gemeenschap die de 'taharah', de rituele reiniging, uitvoeren. Mannen mogen alleen door mannen worden gewassen, en vrouwen alleen door vrouwen. 

De reiniging vond oorspronkelijk plaats in een speciaal gebouwtje, het metaheerhuis, maar tegenwoordig kan het ook in een ander gebouw van de joodse gemeente, in het ziekenhuis of in het sterfhuis plaatsvinden. De 'taharah' symboliseert het reinigen van de zonden bij de overgang naar de eeuwigheid. Bij de reiniging blijft het lichaam in lakens gehuld, terwijl er kommen water over uitgegoten worden. 

Indien de doodsoorzaak geen natuurlijke is én er op het lichaam bloedsporen worden aangetroffen dan vindt deze rituele wassing niet plaats. Het lichaam wordt dan, zoals het gevonden werd, in een laken omwikkeld en begraven. Als de doodsoorzaak moord is dan wordt de overledene altijd, bloedsporen of geen bloedsporen, in de kleding die hij aanhad op dat moment begraven.
 
De overledene wordt na de wassing gekleed in een eenvoudig wit katoenen doodsgewaad of - als het om een man gaat - in een gebedsmantel. In principe zijn er bij de 'taharah' geen familieleden aanwezig. Zij kunnen eventueel aan het einde helpen bij het aantrekken van de sokken. 

Als het lichaam in de eenvoudige kist is gelegd wordt er wat aarde van Israël over het lichaam uitgestrooid of in een zakje onder het hoofd gelegd als teken van verbondenheid met het eigen land. Cremeren is in verband met de lichamelijke wederopstanding voor joden min of meer verboden, maar sinds de tweede wereldoorlog kiest een klein percentage liberale joden hier toch voor. Zij doen dit als teken van verbondenheid met de mensen die in de holocaust verbrand zijn. Leden van de liberale gemeente kunnen hun speciale wensen, die vaak samenhangen met hun oorlogsverleden, na een gesprek met de rabbijn in een codicil laten vastleggen.

Een joodse begrafenis moet zo snel mogelijk plaatsvinden, tenzij het een sabbat of feestdag is. In Nederland geldt wettelijk een minimale periode tussen overlijden en begrafenis van 36 uur, maar zo snel mogelijk daarna vind de begrafenis plaats.

In de tijd tot de begrafenis wordt er door de nabestaanden bij de dode gewaakt. Bij liberale joden is dit echter geen verplichting meer. De nabestaanden worden zolang de overledene nog niet is begraven ook nog niet gecondoleerd; alle aandacht gaat uit naar de overledene zelf. De nabestaanden worden wel zoveel mogelijk geholpen en ontzien zodat zij met hun verdriet bezig kunnen zijn. Zo worden ze niet alleen gelaten, ze worden van eten voorzien en ze hoeven niet alle verplichte gebeden te bidden.

 

De uitvaart

De kist wordt bij de begrafenis gedragen door nabestaanden of door leden van de Chevrah Kadiesjah. De bedoeling in dat aan de rouwstoet zoveel mogelijk leden van de gemeenschap deelnemen. Bij orthodoxe joden mochten vroeger geen vrouwen aanwezig zijn, nu mag dat wel maar moeten zij zich apart opstellen. Ook bloemen horen in principe niet bij een joodse begrafenis, hoewel er tegenwoordig niet snel bezwaar tegen zal worden gemaakt. Bij orthodoxe joden is het wel zinnig na te vragen hoe men hier tegenover staat.

Wie toch iets wil geven kan ook iets in een collectebus voor een goed doel doen. In de aula aangekomen leest de rabbijn een liturgische tekst voor of houdt hij of iemand uit de gemeenschap een herdenkingstoespraak ('hesped').

De kist wordt vervolgens door familieleden en vrienden naar het graf begeleid. Onderweg worden er gedeelten van psalmen gezegd en men stopt drie keer om te laten zien dat er geen haast is (drie is het getal van de Goddelijke volmaaktheid). 

Bij het graf laat men de kist zakken en schept men beurtelings drie keer zand op de kist. De spade mag hierbij niet aan elkaar worden doorgegeven. Het scheppen van zand wordt namelijk gezien als een 'mitswa', een religieuze goede daad, en deze dient geheel zelfstandig te worden uitgevoerd als laatste eerbetoon aan de dode. Daarbij zeggen de nabestaanden 'Kaddiesj', een lofzang op God. 

De familie verlaat nu tussen twee rijen vrienden het graf waarbij ze gecondoleerd worden. De vrienden spreken hierbij een traditioneel troostgebed uit en de familie maakt een scheur in hun kleren als teken van rouw. 

Bij het verlaten van de begraafplaats worden de handen gewassen als symbool voor de overgang naar de tweede fase van rouw voor de nabestaanden en als overgang naar het gewone leven voor de andere mensen.

Thuis krijgen de nabestaanden een troostmaaltijd die meestal bestaat uit brood en ei. 

Kinderen die ouder zijn dan één jaar worden op dezelfde wijze als een volwassene begraven. Alleen baby's die jonger dan dertig dagen oud zijn worden niet in een kist maar in een laken gewikkeld op een sobere en intieme wijze begraven. Zo'n jonge baby behoort slecht tot de directe familie en niet tot de gemeenschap welke echter wel troostend aanwezig is in het rouwhuis maar een minder actieve rol toebedeeld krijgt. Bij zulke jonge kinderen wordt er geen 'tziddoek hadien' en 'kaddisj' gezegd. De ouders en familie worden op een andere wijze getroost dan voorgeschreven.

 

De rouw

De familie rouwt de eerste zeven dagen na de begrafenis zittend op de grond of op lage krukjes. Dit heet 'sjiwwe zitten.' Voor baby's die te vroeg geboren zijn en binnen dertig dagen overlijden gebeurt dit niet, tenzij ze na dertig dagen nog in de couveuse liggen. 

Liberale joden doen dit soms niet langer dan één dag. In deze tweede rouwperiode wordt het huis niet verlaten, behalve op sabbat om naar de synagoge te gaan. Mannen scheren zich niet in deze periode en vrouwen maken zich niet op. Niemand trekt nieuwe kleren of schoenen aan. 

De nabestaanden worden bij het 'sjiwwe zitten' vaak vergezeld door een groep van tien mannen uit de gemeenschap. Zij vormen gezamenlijk een 'minjah' en staan de familie in deze tijd bij. Het is de bedoeling dat schuldgevoelens ten opzichte van de overledene tijdens deze periode verwerkt worden.

De derde rouwperiode duurt tot 30 dagen na de begrafenis. Het dagelijkse leven wordt in deze periode langzaam weer opgepakt, deelname aan feesten is echter nog uitgesloten. Ook in deze periode scheren mannen zich nog niet. Als men tijdens deze rouwperiode op bezoek gaat mag je als bezoeker bij binnenkomst niet groeten, je moet stil gaan zitten en wachten tot de rouwenden een gesprek beginnen.

Bij het overlijden van een jongen onder de 13 jaar of een meisje onder de 12 jaar geld deze verplichte rouwperiode overigens niet. 

Gedurende het hele eerste rouwjaar laat men thuis een lichtje branden voor de overledene en gaan de directe nabestaanden nog niet naar feesten. In deze periode wordt er geld geschonken voor goede doelen en aan het eind van dit jaar, vlak voor de sterfdag of de jaartijddag, wordt er een steen, of 'matsewa' op het graf geplaatst als afsluiting van deze fase van het rouwproces. 

Joodse graven zijn eenvoudig en niet versierd. Meestal wordt alleen de naam en de geboorte- en sterfdatum vermeld, vaak met de afkorting TNTsBH: 'Moge zijn ziel verbonden zijn in de bundel des levens.' (moge de dode in de herinnering van de levenden voortleven.)

Elk volgend jaar wordt er op de jaartijddag een lichtje aangestoken en bezoeken de nabestaanden als het even kan de begraafplaats.

De doden worden jaarlijks tijdens één van de belangrijkste joodse feestdagen herdacht. Op de Grote Verzoendag of Jom-Kippoer worden de doden herdacht in het 'Jizkor'- of herdenkingsgebed. Dit gebed wordt uitgesproken voor overleden familieleden en voor slachtoffers van geweld.

 

Met speciale dank aan Sasja Martel.
Op uitvaart.nl is van haar hand een zeer uitgebreid artikel te vinden over dit onderwerp.